Joni Mitchell’s debuut als zelfportret

by Robert Nicolai
LinkedIn
April 27, 2020

Ooit was mijn ijkpunt de zaterdag van 14.00 tot 16.00 uur en mijn referentiekader de Top-40. Als het daar niet in stond, was het niet goed en hoe hoger hoe beter. De beste nummers stonden op single en beluisterde je met een overstuurde transistor aan elk oor, hoewel Bloody Mary van Tom & Dick daarop een uitzondering vormde. Hoe je met een shanty over een piratenkoningin die niet kon zwemmen scoorde, blijft onopgehelderd. Mary zonk in het echt ook niet "naar de diepte gelijk een steen". Ze zou zijn gehangen als ze niet zwanger was geweest. Ze "bepleite de buik", zoals dat heette, en stierf in het Jamaicaanse gevang.

Hoe dan ook, lp's kwamen er bij mij niet aan te pas. Met iets van 20 gulden waren ze ook tamelijk duur en er stond veel op wat ik niet kende. Maar in 1973 bood een klasgenoot tweedehands platen aan en ik liet mij - na me te hebben laten overtuigen dat je er mee aan kon komen - Everybody knows this is nowhere van Neil Young aanleunen. Korrelige hoes met een door hitte bevangen hondje, dacht ik. Het hitje Cinnamon girl kende ik ergens nog wel en het latere Heart of gold had ik ook best aardig gevonden.

Het moet om en nabij die tijd zijn geweest dat vrienden van mijn zus vertelden dat tekst ook belangrijk was, maar de helft begreep ik eigenlijk niet.

Op de kamer van een kameraad kwam zo Song to a Seagull voorbij. De debuutplaat van Joni Mitchell zat in een dikke hoes. Ik kon de titel niet goed lezen omdat die als zwermende zeemeeuwen was geschreven en er letters afvielen. Het vrolijke Big yellow taxi, met dat giecheltje aan het eind, was ondertussen al een hit geweest en ook Both sides now in de versie van Euson was op de radio; net als Woodstock van CSN&Y één van haar nummers.

Je hoefde de teksten niet te begrijpen om de spartaanse mistroostigheid van die vroege plaat uit 1968 aan te voelen. Ik werd er niet vrolijk van en je had de neiging te vragen: Wat is er toch allemaal met je gebeurt, Joni? Zo persoonlijk liet het zich beluisteren. Ik herontdekte Mitchell pas jaren later, toen Court and spark in de ramsj stond. Dat bleek nog altijd een persoonlijke plaat, maar nu met een uitgewerkte productie.

BIECHT

De teksten van Joni Mitchell worden vaak met een biecht of bekentenis vergeleken. Hoewel biecht noch bekentenis het goede woord is, is het eigen verhaal altijd aanwezig; de nummers volgen het 'ik'. Daarbij gaat het dan niet per se om hoe het werkelijk is, maar om hoe ze het begrijpt. En gewapend met dat inzicht keer ik een halve eeuw later terug naar het stemmige debuutalbum uit 1968 en beluister het als een levend akoestisch schilderij.

In het kort: Joni heet oorspronkelijk Joan Anderson en komt uit het midden van Canada. Op haar 20e neemt ze de trein naar Toronto om folk-zangeres te worden, maar heeft een geheim. Ze is een paar maanden zwanger en haar vriend reist met haar mee. Het is halverwege 1964. De relatie houdt geen stand en de muziek levert ook weinig op. In februari krijgt ze onder moeilijke omstandigheden en na een zware bevalling een dochter. Kort daarop leert ze Chuck Mitchell kennen, een muzikant uit Detroit met een gig in de Penny Farthing in Toronto. Hij ziet wel mogelijkheden voor optredens in zijn thuisstad en Joan reist naar Detroit af.

Op één of andere manier past een kind niet in het plaatje. Joan geeft haar dochter van lieverlee op voor adoptie. Zij komt naar later blijkt goed terecht in Canada. Chuck woont al een paar jaar op de vijfde verdieping van een grijs, maar karakteristiek appartementengebouw met een kapotte lift. Ze trouwen in juni en Joan en Chuck treden samen voor $15 op. Het appartement krijgt de campy aanblik van tweedehands meubels, Indiase kleden van Hudson's, koffers en een zwart berenvel. Ze vormen een gastvrij stel voor doortrekkende folkies als Gordon Lightfoot, Dave Van Ronk en Ramblin' Jack Elliot.

Het blijkt toch al gauw een gelegenheidshuwelijk. Joni voelt zich verraden omdat haar dochter niet in hun leven past of misschien voelt ze ook wel haar eigen verraad. Ze karakteriseert zichzelf als een ongelukkig vlindermeisje in een donkere cocon en een wat stoffig intellectuele omgeving. De belezen Chuck moedigt Joni niet echt aan te schrijven. Ze voelt zich afgewezen. Toch worden juist haar liedjes opgepikt door artiesten als Tom Rush en Buffy Sainte-Marie. Aanvang 1967 vindt ze het welletjes. Ze deelt, naar eigen zeggen, in een nachtelijke opwelling de boedel op en vertrekt zonder omkijken.

EGODOCUMENT

Waarom is dit allemaal ook maar enigszins van belang? Luister naar het openingsnummer van Song to a seagull: I had a king. Het appartement, het huwelijk, de kortstondige passie, de minachting, de boosheid, het wegwuiven van haar gedachten, de blozende meisjes, ouderwetse tegenover hippere kleren, de door het winterzout verroeste auto, onvervulde verwachtingen, het letterlijk of figuurlijk vervangen van de sloten. Het komt voorbij als een gekleurd egodocument van een folkzangeres op de vlucht voor de pijn van het leven.

Soms is de tekst even persoonlijk als cryptisch. Ze eindigt haar relaas met: De koning is onderweg en de koningin is in de gaarde tot het eind van het jaar. Destijds speelde ze overal en nergens, waaronder Coconut Grove (zeg maar: Kokosnoot Gaarde) in Florida. Dat weten we omdat de in onmin levende Byrd David Crosby haar daar voor het eerst ziet in het koffiehuis de Gaslight South. Het is eind september. Crosby neemt haar onder zijn vleugels en brengt haar dat jaar nog naar Californië waarna ze haar liedjes aan het vinyl toevertrouwt.

De vlucht uit haar huwelijk met Chuck is overigens al ingezet wanneer zij de charismatische Michael ontmoet, frontman van de ruige Pleasant Street Blues Band uit Colorado. Hij zingt vanuit zijn strot, speelt Telecaster en bluesharp. Ze vereeuwigt hem in track 2, het liefdesliedje Michael from mountains, als een lieve jongen die haar op een regenachtige zondag in de stad rondleidt, maar uiteindelijk toch vertrekt naar zijn bergen in Colorado. De drummer van de band vertelt later dat de bandleden met geleend geld de kaartjes voor het vliegtuig kopen, de laatste hasj verorberen en de hele vlucht terug naar de bergen hallucinerend afleggen.

Het nummer Night in the city ligt nog op de plank. Het speelt zich af in de Boheemse wijk Yorkville in Toronto waar muziek weerklinkt. Ze woont er niet ver vandaan op een zolderkamer. Mitchell heeft last van haar stay-at-home blues en trekt de avontuurlijke schoenen aan. Ze schrijft er een lied over en ziet er later wel een single in. Vanuit haar nieuwe thuishaven Detroit zou ze ermee naar New York willen, zegt ze bij een optreden, om onderdak te vinden bij een label. Ze heeft haar loopbaan al uitgestippeld.

Niet veel later, vanaf april '67, woont Mitchell in een appartementje tegenover de Church of St. Francis Xavier in de New Yorkse wijk Chelsea. Daar kijkt ze tegen de grijze façade met de vergulde heilige aan, maar de zon stroomt als karamel door de ramen binnen. Op het Newport Folk Festival in juli leert ze een landgenoot kennen die ook nog niet zo lang in de stad is, ene Leonard, een wat oudere, afstandelijke dichter. Judy Collins had van hem het lied 'Suzanne' opgenomen. De twee Canadezen trekken een paar maanden met elkaar op en dichter Leonard beïnvloedt Joni's teksten.

Marcie loopt (in track 4) met haar ziel onder haar arm door de stad. Het is herfst en ze gaat naar het strand of een vroege show. Ze wacht op een brief van haar geliefde. Het wordt winter; nog altijd geen brief. Joni leent de naam van een vriendin uit Toronto die ze ook bezoekt als ze voor haar eerste optredens in Londen is. Ze wil een karakterschets schrijven zoals Leonard dat over 'Suzanne' deed. Maar ze komt onder een andere naam bij haar eigen ervaringen uit. Ze plaatst het in New York en noemt het oorspronkelijk een portret in rood en groen.

Kant 1 van Song to a seagull heet I came to the city en het laatste nummer is Nathan La Franeer. In een ietwat beduimelde songboek uit 1974 is het lied geïllustreerd met één van Mitchells schilderijen. Het nummer gaat over een lompe taxichauffeur. We kijken tegen zijn achterhoofd aan en het stuur zit rechts. Nathan zou een Londense cabbie kunnen zijn, maar het doet er niet toe. Hij lijkt de belichaming van Mitchells kijk op mannen op dat moment: narrig, ze houden er niet van hun ruimte te delen en vinden verongelijkt dat ze recht op meer hebben.

De taxi gaat met het geluid van een banshee door een tunnel met tegels waarin ik de Detroit-Windsor Tunnel, tussen de VS en Canada, meen te herkennen. Maar voor hetzelfde geld is het de tunnel van Manhattan naar Queens. In de kunsten als in het zelf-verhaal, moet je altijd lenig van geest zijn. 'De waarheid' is per slot maar een constructie. Kant 1 eindigt met de woorden: Je voedt het al je misère die in de spookachtige tuin groeit. Veel later, bij haar 75e verjaardag in 2018, komt het bijna op het zelfde neer met de samenvattende kop: Trouble is still her muse.

KANT 2

We draaien de plaat om. Kant 2 heet: Uit de stad en naar de kust. Ze ontmoet David Crosby in Florida. Hij is weg van haar en introduceert zijn nieuwe vlam met haar gitaar te pas en te onpas bij zijn vrienden in Los Angeles. Hij had er een zekere staat van dienst en staat op een sobere benadering. De demo-opnames in Sunset Sound in Hollywood staan voor februari ingeroosterd. Crosby laat zijn protegé in de vleugel zingen zodat de snaren mooi resoneren. Innovatief, maar weinig effectief. Het geluid moet uiteindelijk bewerkt en gefilterd worden. In de studio dooft ook het turbulente liefdeslicht tussen hen.

Maar in maart komt de lp toch uit en in april is Mitchell in staat een very fine house voor $36,000 in Laurel Canyon te kopen, later vereeuwigt door Graham Nash.

Sisotowbell Lane (track 1) zou zomaar in de canyon kunnen zijn, waar Noah de pomp in de regen repareert en joviale buren langskomen, als ze zin hebben, om verhalen te vertellen; waar een schommelstoel staat en je terugkeert naar de sterren als je in de stad bent geweest. Het is weliswaar een verzonnen straatnaam die ze al eerder had bedacht toen ze aan een mythologisch verhaal schreef. Het is een samentrekking van de eerste letter in: Somehow, in spite of troubles, ours will be ever lasting love. Maar het past mooi bij de Crosby-episode.

Track 2 The Dawntreader kan verwijzen naar het drakenschip uit De Kronieken van Narnia. Maar het gaat toch weer de persoonlijke kant op: Laat je straten achter, zei hij, kom met me mee. Kom bij je neonlichten vandaan; laat je toeristische attracties los. Crosby heeft destijds een oude schoener, de Mayan, en zoekt naar een nieuwe naam. De oude naam blijft uiteindelijk behouden en de Mayan blijft Crosby nog jarenlang een toevluchtsoord geven. "Ze was er altijd en ik kon altijd van de gekken in mijn bedrijfstak wegvluchten", zegt hij later. De schoener vaart anno 2020 nog steeds.

The Pirate of Penance - de piraat der boetedoening - is een mini-opera die in naam lijkt afgeleid van Gilbert & Sullivans The Pirates of Penzance (een plaatsje in Cornwall). In het lied wisselen de stemmen van 'Penance' en 'de Danseres' elkaar af. Er is een moord, maar de dader ligt op het kerkhof. Mitchell laat Marcie van kant 1 naar een vroege show gaan en langs de Hudson terugrijden. In het voorjaar van '67 speelt de opera van Gilbert & Sullivan in het New York City Center. Ik wil maar zeggen. Hoe het ook zij, zelfs nu is piraat Crosby niet ver.

De lp-kanten hebben zoals gezegd een naam. Het zijn eigenlijk tekstregels uit het lied Song to a seagull, een nummer dat net als Night in the city al ruim een jaar op de setlist staat. Het verwoordt het vervliegen van haar dromen in een grootstedelijk omgeving - Toronto, naar het zich laat aanzien, een stad zonder zee of strand, maar met meeuwen en Lake Ontario. In een introductie zegt ze: "Ik werd op een dag wakker en keek uit mijn raam de straat in en ze hadden plastic planten in mijn plantenbak gezet. Dat was zo'n beetje de druppel en dus..." Ze heeft genoeg van de stinkstad en in het lied schreeuwt ze een meeuw toe: Waar is de hand die wensen opwierp, die als een steen wegzonken?

In Cactus Tree, de laatste track, beschrijft ze een dame en er komen drie mannen voorbij. Een heeft een schoener, de ander beklimt een berg en belt haar op 3.000 mijl afstand en de volgende schrijft brieven met feiten en getallen op kladjes. Het zou zomaar haar gloednieuwe manager Elliot Roberts kunnen betreffen. Ze zingt: Nu is ze in de verdediging, want ze is bang door één van hen voor de eeuwigheid gevraagd te worden. En zij is juist zo bezig om vrij te zijn.

De tijd in Toronto, Detroit, New York en daarna in LA, levert nog jaren aan materiaal op. Steden en geliefden passeren gemaskeerd de revue. In 1968 scheidt Joni formeel van Chuck Mitchell. Een gebeurtenis waarvoor ze misschien wel naar Detroit heeft moeten afreizen. Op haar legendarische lp Blue is de laatste track The last time I saw Richard. Deze beginregel gaat verder met "was Detroit in '68". Valse tongen beweren dat Richard eigenlijk Chuck is. Mitchell: "Er gaat teveel aandacht uit naar roddel en niet naar de kunst. Het maakt niet uit wie het is."

Ze heeft gelijk, het is geen whodunnit. Uiteindelijk blijken de roddels er bovendien naast te zitten en is alleen de kunst blijvend. Maar toch: 'Richard' zou de muzikant Patrick Sky zijn, vriend van Buffy Sainte-Marie, vriendin van Joni. En hij kent dan weer de jongens van Blues Project, waarin Al Kooper zat die Joni bij Judy Collins introduceerde die Both sides now opnam. En dat is nog niet het halve verhaal.


Printed from the official Joni Mitchell website. Permanent link: https://jonimitchell.com/library/view.cfm?id=4619

Copyright protected material on this website is used in accordance with 'Fair Use', for the purpose of study, review or critical analysis, and will be removed at the request of the copyright owner(s). Please read 'Notice and Procedure for Making Claims of Copyright Infringement' at JoniMitchell.com/legal.cfm